Emissies Biomassa/hout NL

Emissies Biomassa/hout NL

Samenvatting regelgeving emissiemeting ketelinstallaties die op Biomassa of Houtpellets worden gestookt met een nominaal vermogen Kleiner dan 1MWth geldend vanaf 01-01-2018

Biomassa/houtpelletketels.

Algemeen.

Pellet-, en biomassaketels die niet aan Artikel 3.5 van de activiteitenregelingen kunnen voldoen dienen vanaf 20 kW nominaal thermisch ingangsvermogen (nominale belasting op onderwaarde) een emissiemeting te ondergaan. Vanaf het moment dat de emissie-eisen gelden of gaan gelden. Voor ketels van voor 1-1-2015 vanaf (brander-)vervanging. In principe zijn de ketels tussen 2013 en 2015 al gemeten. En dan gaan de nieuwe eisen gelden bij (brander-) vervanging.

Zie voor de toegestane emissie waarde voor ketelinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen kleiner dan 1MWth artikel 3.10b uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (AB).

Afwijking van artikel 3.10.b AB vermeld in artikel 3.10r AB

Bij ketelinstallaties met een nominaal vermogen kleiner of gelijk aan 500 kWth waarin biomassa of houtpellets in worden verbrand geldt voor installaties die in gebruik genomen zijn tussen 1 jan 2013 en 1 jan. 2015 een emissie grenswaarden van 150 mg per normaal kubieke meter voor stof, herleid op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof van 6 %

Bij ketelinstallaties met een nominaal vermogen tussen 500 kWth en 1 MWth waarin biomassa of houtpellets in worden verbrand geldt voor installaties die in gebruik genomen zijn tussen 1 jan 2013 en 1 jan. 2015 een emissie grenswaarden van 75 mg per normaal kubieke meter voor normaal stof, herleidbaar op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof van 6 %

De twee boven vermelde punten komen te vervallen bij wijzigingen in de installatie die de emissiewaarden kunnen beïnvloeden zie voorwaarden in artikel 3.10r AB.

In de Activiteitenregeling milieubeheer (AR) artikel 3.5 die behoren bij artikel 3.10b van het AB wordt omschreven onder welke voorwaarden geen emissie meting ter plaatse noodzakelijk is

Totaal stof bij verbranding van hout tot 1MWth niet noodzakelijk (AR art. 3.5 2e lid):

  • Installatie is voorzien van een elektrostatisch E-filter;
  • Filter goed wordt onderhouden;
  • Een rapport van de leverancier aanwezig is waarin aangetoond wordt dat de installatie aan stof emissie eis voldoet.

Totaal stof bij verbranding van biomassa en houtpellets geproduceerd uit biomassa in installaties tot 400 kW (AR art.3.5 4e lid):

  • Meetrapport leverancier kan overleggen dat aan de stof emissiegrenswaarden kan worden voldaan;
  • In de ketel dient het type biomassa of houtpallets gestookt worden die in het rapport bedoeld worden

Uitstoot van Stikstofoxiden (NOx) bij de verbranding van hout tot 1 MWth (AR art.3.5 3e lid):

  • Meetrapport leverancier kan overleggen dat aan de NOx emissiegrenswaarden kan worden voldaan;
  • In de ketel dient het type hout te worden gestookt die in het rapport bedoeld wordt.

Opmerking:

Onder hout wordt volstaan Hout A (schoon hout geen sloop Hout B of geïmpregneerd Hout C), biomassa zijnde geen snoeihout en houtpellets.

Uitstoot van zwaveldioxide (SO2)

  • meting meestal niet nodig op basis van AB art. 3.10j 2e lid
  • het stoken van brandstof plaatsvindt met een bekend zwavelgehalte
  • geen uitrusting aanwezig is voor het reduceren van de emissie van zwaveldioxide

Bij dit document zijn de genoemde artikelen uit het Activiteitenbesluit en het de Activteitenregeling bijgevoegd.

Extra toegevoegd zijn informatie het Activiteitenbesluit artikelen 3.10 en 3.10a die betrekking hebben op ketel-, en stookinstallaties met een ingangsvermogen vanaf 1 MWth en art 3.10i waarin vermeld wordt met welke percentages O2 t.b.v. emissieberekening gekoppeld aan de brandstof mee gerekend moet worden .

Neem contact op

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
K.K. Brandertechniek B.V.